zaterdag 29 oktober 2011

En morgen is het zondag

En als het zondag is, is er ruimte. Tegenwoordig wel. Enkele jaren geleden was dat nog niet zo. Toen was juist de zondag een dag van werk en verplichting. Ik reed vaak op zaterdagavond maar meer nog op zondagmorgen p. B. naar de kerk en ik was meestal zijn vaste assistent als lector in de vieringen. Zo'n taak heeft veel om het lijf. Ik heb alles met grote liefde en toewijding gedaan, met mijn hele hart en mijn hele ziel. Wat is het goed geweest.

Ik heb behoefte aan een kanttekening. Zo'n viering ten uitvoer brengen, lijkt eenvoudig, maar is het echt niet. In feite ben je de hele week bezig met de realisering ervan. Het is de overweging die perfect moet zijn, de gebeden die moeten kloppen, de mensen die de juiste aandacht moeten krijgen, bijvoorbeeld de zieken in de kerk of de kapel. Kortom: een viering voorbereiden doe je niet een, twee, drie.

En dat hoeft ook niet. Het gaat om de kwaliteit, om de sereniteit, om de heiligheid in dat ene uur. Daar doe je je best voor. Als ik eraan terugdenk, ervaar ik een grote dankbaarheid in me voor al die uren dat ik eraan mocht meewerken en meedoen. Maar nu is de ambitie weg. Ongeveer twee jaar geleden werd alles anders, kon p. B. niet meer voorgaan omdat zijn ziekbed begon en ik was niet werkloos maar op een andere wijze bij hem betrokken: als mantelzorger, want iemand moest het doen en ik ben een perfectionist die eerlijk gezegd daardoor een uitstekende mantelzorg kan bieden - en heeft geboden. Oei, wat een hoogdravend woord van mezelf. maar wat waar is, is waar.


      Ik heb mijn schoentjes erbij uitgetrokken

Nu is het op. Ik kan niet meer. Ik ben moe. Ik ben aan mezelf toe. De herinneringen aan al die mooie jaren van vieringen, retraites geven, lezingen houden, boeken schrijven en alles samen doen, zijn diep en kostbaar, maar de tijd is gekomen dat het grote zorgen achter me ligt. Ik voel het aan alles. Zoals ik geen leeftijd meer heb voor het grootbrengen van kleine kinderen, zo heb ik geen leeftijd meer voor zorg en strikte verplichting. O jawel, ik gun het mezelf. Ik hunker naar rust, naar stilte en ruimte. Wat voelt dat gegeven momenteel goed. Het is een zaligheid als je de zorgen voorlopig mag en kúnt laten varen. Als je met een gerust hart aan het perspectief genieten bent toegekomen. Je moet het wel zien te behouden...

Het leven is zoals het is. En het leven is goed. We hebben het nu samen op rustige manier heel goed. Onze dagen zijn sereen en heel kostbaar. Zonder rompslomp, zonder stress, zonder het labeltje moeten & verplichting, behalve in de zin van goed zijn voor elkaar. Dat doe je vanzelf. Dat is normaal. Dat hoort bij je mens zijn. En dat kun je natuurgetrouw waarmaken.

Ik ben vandaag, hier en nu een gelukkig mens. Een rijk mens, bovenal omdat hij er nog mag zijn en we samen nog heel veel moois, goeds en dierbaars mogen delen. Ja, zoals het leven is, is het helemaal goed.

Nijmegen, 29 oktober 2011 iv

dinsdag 25 oktober 2011

Het is maar wat je bezighoudt...

Tegenwoordig heb ik de rust ingelast en ik probeer die vast te houden, elke dag weer. Het huishouden doe ik in gedeeltes, koken doe ik niet meer, ik eet een maaltijd uit de diepvriezer of elders, ik verzorg mijn vogel Lorita met veel liefde, ik lees af en toe in een goed boek, momenteel herlees ik HOE DAN OOK van Frans Boddeke en 's middags na de dut trek ik er een paar uurtjes met Frans op uit, als ik tenminste niet te moe ben, want moe ben ik en moe blijf ik, het is bewezen.

Ja, de nadagen van het bestaan wil ik koesteren en zodoende mijn broze gestel een beetje sparen. Ik oog flink, maar het blijft bij ogen. Wat de fysieke motortjes doen, voel ik alleen. De spirit is nog goed. Het is te hopen dat die goed blijft. Niemand kan het tevoren zeggen.

Na de twee boekpublicaties, dit jaar, was ik afgemat, kapot. Ik voel het nog steeds. Hard had ik gewerkt, hard en veel, aan de beide boeken. Ik ben daarbij een perfectionist. Dat maakt een dergelijk karwei extra zwaar. Maar het werk ligt achter me, het is heerlijk uitrusten en ik voel dat het me goed doet.


Daar komt bij kijken dat mijn hoofd erg onvriendelijk is wat betreft geluid en evenwicht. Het evenwichtsorgaan heeft me de laatste twintig jaar veel narigheid bezorgd. En beter wordt het niet. De linkerkant van mijn hoofd is trouwens problematisch ook wat mijn geattaqueerde oog betreft. En de rechterkant is als het ware uitgeschakeld door volkomen doofheid in het hoorgedeelte, vanbinnen en vanbuiten.
 
En toch, toch ga ik door, kan ik doorgaan, met alle handicaps van dien. Is het zo verwonderlijk, vraag ik me af, dat ik zeer op mezelf blijf, en bij mezelf blijf? Wie kan zich inleven in wat ik doormaak, voel, beleef, ervaar, kortom: wat er ten diepste gaande is? Niemand. En dat verlang ik ook niet. Maar dat maakt een mens wel eenzelvig, mij wel. Je kunt nooit uitleggen aan iemand anders wat je allemaal moet doen om overeind te blijven bij alle zwakte in je gestel. Zeker niet als je er ook nog stevig uitziet. En dat onmachtige schept ergernis, zeker als je domme antwoorden of onzinnige vragen te verduren krijgt. Of als mensen je gaan invullen. Dat gebeurt ook nogal eens. Betweters genoeg. Nee. Ik blijf veilig mijn eigen maatje, houd van al mijn kinderen en van mijn liefste vriend; ik koester mijn vogel zolang ze er nog is en verder vind ik het wel goed. Echte vriendinnen zijn schaars. Ik kan wel zonder. Een boude stelling, iets te stoutmoedig misschien, dat besef ik, maar niet ongegrond. Bovendien heb ik het van huis uit meegekregen. Mijn moeder hield alle potentiële vriendinnen buiten de deur. Wat was haar drijfveer? Ik weet het niet.

Maar weet je, als je hulp of vriendschap aanvaardt en je bent nogal kwetsbaar dan neigt de ander snel naar de overheersing toe. Dan word je, als je niet oppast, platgewalst als mens, als individu. Ik ken iemand die absoluut de maat niet kan houden in haar goedheid en daardoor overdreven en raar gaat doen, fout op fout maakt en door haar onbesuisde opdringerigheid de vriendschap keer op keer om zeep helpt. Zo iemand is hoe dan ook uitermate vermoeiend. Die moet je op den duur wel loslaten: uit zelfbehoud.

Ik ben blij met mijn keuze van rust en overzicht, zoveel als mogelijk is. De nadagen van een mens houden een keertje op. Dus mag ik ze op mijn wijze invullen. Ik heb hier niet gezegd dat het altijd even leuk is. Wel het beste en het wijste dat ik kan doen. Wat denk jij?

woensdag 19 oktober 2011

Vogel als hoedje?

Vanmiddag lag ik te rusten voordat ik de griepprik ging halen bij de huisarts. Lorita was ballorig. Ik liet haar uit de kooi en nam haar fladderend en wel mee naar de bank waar ik lag. Ze vond het blijkbaar leuk. Ze stapte heen en weer en zat genoeglijk te kirren.



Ik gaf haar extra aandacht, ze vroeg er duidelijk om. Eerlijk gezegd, had ik er plezier in:

 

Ik strekte mijn arm uit en ze stapte erop! Daar bleef het niet bij. Ze schoof zelf op mijn schouder en toen ik met haar door de gang naar het schrijfkamertje liep, stapte ze zowaar op mijn hoofd! Ik heb derhalve mijn fototoestel uit mijn tas gepakt en Lorita met haar strapatsen op de foto gezet, veel te apart.


Nee, ze wilde er nier meer af. Maar wat dan? Ik blijf niet met een vogel op mijn hoofd rondlopen, dat oogt een beetje al te raar en, niet in het minste, het is ook lastig.


Zo, ze heeft mijn haar door de war gemaakt met omdraaien en ze blijft lekker zitten, ziezo. Nou moe. Weer iets nieuws. Een vogel als hoedje. Nooit aan gedacht. Maar blij ben ik wel met deze plaatjes.


Ja, m'n beestje, wat moet ik nou met jou op mijn hoofd?



Ga maar weer gezellig op de leuning van de bank en straks weer terug op je kooi. Het was een apart uurtje met jou op mijn hoofd. Je bent mijn bijzondere vogel.

dinsdag 11 oktober 2011

De kop van Jan

Vandaag dook in mijn archief om de gebeurtenissen te vergelijken van de ene 12 oktober met de andere. Ik bleef steken bij 2006. Oeps, dit is het, dacht ik, een memorabele ervaring die best opgehaald mag worden omdat deze een mens van goud betreft, een troost voor wanhopigen, voor studenten vooral, ook voor hoeren, dieven en andere ontspoorden, kortom, voor hoe dan ook stukgelopen mensen. Jan van Kilsdonk s.j. Ik zie hem nog staan, oud en broos, met een kaarsje in zijn hand bij de foto's van gestorven aidslijders, het was in de Beurs van Berlage, ergens in de jaren '90. We herinnerden ons samen hardop de namen. Later liepen we met een paar honderd man naar de Dam en lieten witte balonnen ten hemel varen. Onvergetelijk. En hij was erbij.    


Frans bekijkt het onderschrift: 25 oktober 2011

De kop van Jan
12.10.2006. Het was gisteren maar een schrale gewaarwording op het Van Kilsdonkplein in  Zeeland. We waren benieuwd erheen gereden, we wilden daar die kleine, grote mens Jan van Kilsdonk eren op onze eigen wijze. We wisten via de media dat er een bronzen borstbeeld van hem stond, het was pas onthuld. Er waren nogal wat notabelen op de been geweest en zelfs Huub Oosterhuis was van de partij, lazen we. In het bisdom Den Bosch had de hogere geestelijkheid geprotesteerd tegen de onhulling van ‘de kop van Jan’, het vermeende borstbeeld zou te hoog gegrepen zijn voor de kleine pater jezuiet, het zou te veel eer voor hem zijn. Och, hoge geestelijken denken en doen óók in partjes en treden, het zijn soms net mensen zónder wijding.

25 oktober 2011

Maar er viel niets verhevens voor de pater te bespeuren: in het groene grasveld stond een vierkante, grauwe paal met daarop de in brons gegoten afbeelding van het hoofd van onze geliefde jezuïet. Het viel me bar tegen. Wat jammer nou toch. Ik was ontdaan, niet ontroerd, toen ik deze schone mens van grote waarde daar zo iel en kwetsbaar (hij is haast een kopje kleiner gemaakt te noemen) op die totempaal in het Brabantse grasveld zag afgebeeld. Alsof er de moedwil van de beeldhouwer zelf achter heeft gezeten. Alsof hij deze grote mensenziel bewust klein heeft willen houden. Van Kilsdonk ís klein van postuur, dat klopt, maar zijn lieve hoofd zo afgekort neergezet op dat eveneens afgekorte paaltje? Met de bril veel te groot, te zwaar, niet kloppend, ook dat nog. Brons of niet, het kon niet grover en niet nietiger tegelijk. En de verkozen plek was saai, leeg, raar zelfs. Ik was beduusd. Of schiet mijn kunstgevoel voor beeldhouwen en bronsgieten tekort? Ik geloof het niet. Wat mooi is, moet je mooi houden. En deze mens is mooi, mooi in zijn karakter, mooi in zijn uitstraling, ja, de frêle Van Kilsdonk is ontroerend mooi in zijn unieke wezen. Het beeld dat men van hem boetseerde, is dat niet. Het stond daar onzeker, een beetje verloren in de ruimte van het grasveld, maar misschien is dat juist de symboliek van het mensenlot: verloren staan in een grasveld. De boom der beschutting stond verhoudingsgewijs ver weg, met zijn takken dun omhoog geheven, de bladeren druk opwaarts zwaaiend naar de verre God. Ik vond het allemaal niet mooi genoeg, niet artistiek genoeg, geen eer genoeg. We zijn daarom zelf naar het dorpje Zeeland gereden op 25 oktober 2011 om foto's te maken van 'de Kils'. 


Frans Boddeke CSsR en zijn eerbetoon aan Jan van Kilsdonk S.J. op 25.10.2011

 Dat heet dus een borstbeeld. Alleen Jans goede, oude hoofd is vereeuwigd daar in zijn geboortedorp Zeeland, en dat steunpilaartje voor zijn kleine koppie mag dan van beton zijn of van marmer of van graniet, het kan allemaal best, maar eerlijk is eerlijk, écht geweldig is het monumentje niet. Een gemiste kans voor kunstminnend Zeeland. Het jaloerse bisdom kan gerust zijn, het beeld van de kleine grote pater is klein gehouden. Maar het zal, klein en wel, niet kunnen verhinderen dat men hem liefheeft. In het hele land. Wie kent en eert hem in zijn grote eenvoud niet? Wiens hart heeft hij niet aangeraakt?

Op bezoek in Zeeland 25.10.2011

Zo zijn de mensen die van God getuigen: stille aanwezigen onder de mensen, troostend en helend, zonder omhaal en kordaat. Misschien is dát de diepe betekenis wel van dat eenzame, kleine beeld op die ruime, grote grond in Zeeland? We hebben daar in de middag ons brood opgegeten, mediterend op het bankje naast de afvalbak. Ik keek Van Kilsdonk vragend aan, probeerde het tenminste. Leven er daar, in zijn degelijke geboortedorp, óók van die armzalige zwervers, misschien? De afvalbak was schoon en leeg.

Een kasteel, schapen en mannen in stijl - 50plusser.nl

Een kasteel, schapen en mannen in stijl - 50plusser.nl

zondag 9 oktober 2011

Rim was thuis

Van hunkeren naar leven, van gekte en óók een ziel.
Door Ine Verhoeven

Het is alweer twintig jaar geleden dat Rim begraven werd. Rim. Een opmerkelijke man met artistieke begaafdheid, uiterst gevoelig en onbemind vanwege zijn schizofrenie die te laat werd onderkend. Rim stierf door drank en pillen. Tot de laat­ste zucht strijdend om tóch te leven. Maar dan wél graag in 'n zekere harmonie en begrepen door zijn omgeving.

Toen ik Rim ontmoette, herkende ik op slag in hem de kunste­naar. Hij schilderde, boetseerde en dichtte. Later, als hij me maar éven ontwaarde, uitte hij steevast zijn wens om me vast te leggen met het penseel, in kleur en contour. Dat verlangen had hij niet alleen bij mij. Het was, als ik dat goed inschat­te, vleien om vrouwen te imponer­en.

Rim leefde zonder God. Hij was communist. En als dat beter uitkwam, hing hij het socialisme aan. Bij zijn vrouw en zeven kinderen leefde hij als de alleen­heerser. Rim was zélf God. Hij woonde met zijn gezin, de hond Rikkie en de katten, de ezels, de geiten en de konijnen in een bouwval­lige boerderij. Zijn onderdanen verbouwden de groenten, hiel­pen met beelden ­gieten in de mallen en volgden gehoor­zaam al zijn commando's op. Naar buiten toe leefde het gezin vreed­zaam op de hoeve, die pitto­resk was omgeven door de romanti­sche tuin, de boomgaard en het stuk akkerland. Slechts de enkeling, die vaker bij het gezin kwam, ontdekte de ware sfeer. Ik was er zo een. Ik ervoer de boosaardige drift in Rim. Aanvankelijk schrok ik hevig en deinsde terug, doch aanhankelijk­heid naar mij toe van zijn vrouw en kinderen zorg­de ervoor dat ik bleef komen.

Hij had - zo leek het - een aangeboren voor­liefde voor Hitler. Soms waren er gesprek­ken waarin de oorlog werd ge­noemd. Dan was Rim onher­kenbaar en als een bezetene verdedig­de hij het nazi-Duits­land van '40.... Rim was dan iemand anders. Du moment sprak Rim als poli­tiek dictator. Met een onherkenbaar gezicht en een niet aan te horen stem. Vaak buiten zinnen van woede. Later kwam uit dat Rim zijn gezin, meestal na zo'n 'bezeten bezet­ting', opdroeg om 's nachts op te staan. De ezels en de geiten werden aan elkaar vastgemaakt met touwen en vrouw en kinderen moesten in dekens gehuld barrevoets in stoet opge­steld ver­trekken. Hond Rikkie sjokte mee. Gezamen­lijk op naar het bui­tenland: België, het land van zijn dromen.
  
Rim en zijn gezin waren straatarm. Ondanks de vele talenten en mogelijkhe­den om samen iets op te bouwen, mislukte alles wat ondernomen werd. Rim dronk. Al het geld dat binnenkwam, ver­dween naar kroegbaas en slijter. Zijn vrouw had stiekem haar werkhuizen. Zij was te veel moeder om de kinderen te laten verkommeren. En ik herinner me de boterhammen met suiker...

Op een feestje had dronken Rim weer eens te kennen gegeven me te willen schilde­ren. Hij fleemde met complimenten, niet alleen over mijn uiterlijke lijnen maar ook over mijn gevoeli­ge aard. 'Je bent zo subtiel', zei hij, 'zo fijnbesnaard', en hij sprak theatraal van 'wij kunstenaars'. Rim deed me denken aan Vincent van Gogh. Hij leek iets op hem. In een esoterische bui bedacht ik 'ns dat Vincent in Rim gere­ïncar­neerd kon zijn. Rim was knettergek. Overgevoelig. En ongetwijfeld: kunste­naar.
 
Die avond tijdens dat feestje vertelde de benevelde Rim van zijn angsten: 's Nachts hoorde hij een stem, die hem influis­terde dat hij spoedig gehaald werd. 'Ik win het van jou', drei­gde de stem. 'De duivel', riep Rim. Ik vroeg hem waarom hij de duivel noemde terwijl hij niet in God ge­loofde. Rim werd driftig. In zijn ogen las ik haat. Hij duldde die opmer­king niet­...­ En de nacht na het feest trommelde Rim alle kinderen uit bed. 'Bidden!', beval hij. 'Geloven jullie niet in God? Op je knieën, allemaal, en bidden! De Bijbel, daar zal je van leren en jullie aanbidden God, versta je!' De allerklein­ste huilde en kreeg een mep. 'Duivelsjong', gilde Rim. 'De hel voor jou! Aankle­den. Span de beesten in. We vertrekken naar België!' 'Nee, niet nu!' verweerde zijn vrouw. Ze ving zijn klappen op, de kinderen werden bont en blauw geslagen en de hond getrapt.

Drie dagen later kwam Anna, zijn vrouw, naar me toe. 'Alle konijnen zijn dood', huilde ze. 'Ook Amber van jouw dochtertje is afge­maakt. Het is met de hand gebeurd. De nekken gebroken en dood­geslagen. Wie doet zoiets? Rim is in alle staten!' En Rim was echt in alle sta­ten. Rim stierf van angst in die dagen. De dader bleek Rim. Hij had 'in opdracht van gene zijde' gehandeld.

Zijn vrouw had de moed zich van hem te laten scheiden. 'Hij is een goed mens', zei ze tegen de rechter. 'Maar ik kan het niet bij hem volhouden. Het is uit.' Ik bewonderde haar. Ze viel haar man niet af.

Rim vertrok. Maar zijn vertrek bracht geen concrete uitkomst. Anna en haar gezin waren mentaal van slag. De oudste dochter kreeg een kind van hun Senegalese huisvriend. Hij werd de minnaar van haar moe­der. En ook de tweede dochter raakte zwanger van hem. Rim was intussen opgenomen in een psychiatri­sche inrichting. 'Om af te kicken', verdedigde hij en dronk
meer dan ooit tevoren. Hij schilderde nog steeds. De wildste kleuren verschenen op het doek. Rim gooide met agressie op artistiek niveau. In Baarle Nassau kon hij zijn handel kwijt. En in de kroeg het geld. Inmiddels woonde Rim op kamers. De inrichting was verle­den tijd. Hij was immers vrijwillig gekomen? Dus mocht hij gaan.

Van oorsprong kwam Rim uit een fanatiek NSB'ersge­zin. Hij groeide op tussen fascisten. Na de oorlog restten de sporen. Ook zijn vier broers bleven behept met extreme hang naar nationaal-socialisme. In de perio­de dat Rim van zijn gezin werd ge­scheiden, hing een broer zich op: De maat­schappij was hem ondraaglijk. Rim ver­scheen op de begrafe­nis.
De suïcide van deze broer had misschien Rims brein in werking gezet. Hij dronk gedistilleerd en nam tegelijk pillen in. Op het nippertje werd Rim gevonden en gered. Hij zou dit nooit meer doen. 'Het is afschuwelijk, zo sterven', verzuchtte hij. En het 'voorval' werd vergeten.

Rim zwierf rond, pleegde roofbouw op zichzelf en verpauperde. Rim kon geen vrouw vinden. Rim had van 't leven verlo­ren. Op 'n fatale dag in augustus belde hij zijn ex-vrouw Anna: 'Je helpt me toch wel, ik wil niet dood.'

Het was te laat. De kunstenaar alias politicus lag levenloos op de grond, naast de telefoon. Alcohol en pillen hadden hun werk gedaan. Bij het lichaam zat hond Rik­kie. Hij likte de hand van z'n baas.

Rim werd begraven in ongewijde aarde: Hij had de kerk ver­zaakt. Hij had het communisme aange­hangen. Hij had het godde­loze gediend. Bij zijn kist groette ik Rim ten afscheid. Ik dacht aan die nacht, toen hij God wilde aan­bidden. Zou Rim nu godvergeten zijn? Vreemd, ik had op afstand altijd van deze waanzinnige man gehouden. Rims dood was een misser. In dubbelvoud. Bij zijn graf wist ik hem in de armen van God. Rim was thuis.

Gepubliceerd in  Luister, vogel, luister 1999.

vrijdag 7 oktober 2011

Komt die pet uit Amerika?

Vandaag woon ik officieel dertien jaar in Nijmegen. Op 7 oktober 1998 trok ik in dit, toen nieuwe, appartement. Nooit had ik voorheen kunnen denken dat ik op een keer mijn geboortestreek Brabant zou verruilen voor Gelderland, mijn geboortestad Den Bosch voor Nijmegen. Maar het gebeurde.

Aanvankelijk was het moeilijk voor me. Het duurde ongeveer zestien maanden voor ik 's nachts een keer normaal doorsliep. Ik leed erg aan de verhuizing, die heimwee had ik niet verwacht. Intussen woon ik hier vrij en blij, heb ik mijn weg gevonden en die merkwaardige heimwee van toen bestaat niet meer.

We gaan er dan ook handig mee om. We weten de weg en de leuke ambiances. We vieren het leven, zal ik maar zeggen. Het mag onderhand ook wel. Zo zijn we gisteren weer eens heerlijk op stap geweest. We probeerden eindelijk onze angst voor het thermaalbad in Arcen te trotseren. Na het immense ziekbed van Frans dachten we er nooit meer te komen. Maar wat is hij sterk!

Uitstappen en afwachten tot we binnen zijn...
- Komt die pet uit Amerika, Frans?
- Nou ja, er staat Vroom & Dreesman in, Ine.

Alles is hier nog hetzelfde.
En wat te denken dat we zowaar straks warm buiten zullen zwemmen in de regen?


Dat heb je mooi volbracht, alter ego, het belooft fijn te worden.


 Eerst even naar het sanitair in de kelder geweest.
Je kunt maar beter onbezorgd zijn als je in het water bent.


Toch nog even thee en koffie bestellen.
De rit was best lang voor ons en de dorst niet gering.


Toen we eenmaal in het verrukkelijke water waren, genoot hij met volle teugen van de luxe verwennerij en van de gezonde massage van het water. Maar ik ook. 

Thuisgekomen had ik de traiteur besteld, d.w.z. dat de kippensoep en de Chinesche maaltijd van de slager in Beek kwamen. Het was heerlijk en ouderwets gezellig aan tafel. Dit genoeglijke aspect hebben we heel lang gemist. Maar nu is het des te mooier, want dit is iets dat niet meer mogelijk leek en toch bestaat.

Ja moeder, het is allemaal echt.

- Lekker soepje, Ine.
- Het komt van de slager, Frans.

Kijken naar GTST en Overspel.
Hoe ontspannen wil je het hebben?
De allereerste avond in elkaars gezelschap na bijna twee jaar.
 

- En nu ga ik naar huis. Wil je me even brengen?
- Dacht je dat ik je in het donker en in de kou alleen over straat naar huis liet gaan?


    

zaterdag 1 oktober 2011

HERFST MET CACHET

Het gebeurde gisteren dat de zon scheen alsof er licht brandde in de grote kamer van de buitenwereld, ik was in Catharinahof en keek naar buiten. Het was een licht dat alleen van de herfst kon zijn, een licht van een ongekende helderheid die zelfs de zomer niet in zich heeft, niet met zich meedraagt, hoe vreemd het ook lijkt dat de herfst het qua licht zou kunnen winnen van de zomer, ik heb het zo ervaren.

Het was een momentopname, zoals trouwens elke lichtval dat is. Maar deze had iets bijzonders, iets ijls, iets krachtigs en iets tekenends, alsof er een afstandelijk blauwe kleur in bestond die naar antracietgrijs neeg en zich als een hoge, nieuwe muur wilde optrekken om zich daar in de hoftuin voorgoed te vestigen.

Och, ik kan het niet verklaren, het was gewoon een hoog moment waar ik met verbazing bij bleef stilstaan, ernaar keek, het wilde behouden, tegelijkertijd wetend dat het niet vast te pakken was, zoals zoveel schoons niet aanraakbaar is, maar wel zichtbaar en op afstand enigszins voelbaar; nee, het licht van de boude kosmos laat zich niet pakken, niet vatten, niet door een mensenhand van de hemel plukken, het is ook niet in te palmen door een mensenbrein, het hemellicht is vluchtig, snel, slim en helemaal van zichzelf; al is de natuurwetenschap al wel ver gevorderd, is veel natuurkennis reeds omgezet in het praktische gebruik van de onzichtbare, verwonderlijke magie bijvoorbeeld via elektriciteit, chips en wat allemaal nog meer.

Het moment van die buitenkamer vol van heilig licht maakte van de herfst een chique oude heer, een heer met een blauwgrijze mantel, zo’n loden mantel van Steinbock, waarin de rijken zich tonen zodra de frisheid het toelaat. Maar waarom kom ik met mijn gedachten over de herfst toch altijd weer uit bij het beeld van een oude(re) heer? En waarom heb ik een zwak voor loden mantels van Steinbock en dergelijke gecultiveerde merken? En waarom heeft de herfst altijd mijn voorkeur gehad boven de andere seizoenen?

Ik heb het reeds lange tijd bepeinsd maar het antwoord nog niet gevonden, ook niet al hebben vriendinnen me gewezen op de herinnering aan een vorig leven; spijtig voor hen, maar daar geloof ik echt niet in. We leven in het nu, het is vandaag en niet ooit, niet toen, het is nu. Weet je wat het is? Het is herfst, herfst met cachet, en dat doet me denken aan die oude heer die van wijsheid en statigheid getuigt, en van cachet. Ik houd van stijl en allure, niet per se om zelf uit te dragen maar om naar te kijken en ervan te genieten. Cachet maakt meer mens van een mens.
2 oktober 2008 / 2 oktober 2011