dinsdag 15 november 2011

Toen was ik nog een kind

Vanaf mijn zonnige balkon zag ik vanmorgen de kinderen van de buurtschool op het plein spelen. Ze waren dartel, vrolijk, onbezorgd, zo kwam het beeld op me over. Ineens dacht ik bedrukt: wat moeten die kinderen nog veel doormaken, misschien nu al, maar zeker later in de tijd.



In hun onschuld van nu spelen ze het leven, doen ze grote mensen na, zijn ze vadertje en moedertje, maken ze een winkeltje, imiteren ze de dokter, zijn ze artiesten van formaat, zangers en dansers, een popidool, ja, wat verzinnen ze allemaal nog meer? In mijn jonge kindertijd, bijvoorbeeld, maakte ik op ons kantoor eigenhandig krantenberichtjes en stopte dan de papiertjes als echte nieuwsberichten in de brievenbussen van de huizen in de straat. Ach. Wat een onschuldige bezieling valt de jonge kinderen nog toe.

Bij het besef dat de adorabele novemberzon scheen, kwam tegelijk een lichte weemoed over me heen. Onschuld is maar tijdelijk, dacht ik. Puurheid duurt niet voort. Het kindschap zal, spelenderwijs of niet, eindigen en overgaan in zorgen, leren, werken, ontmoeten, lachen, huilen, onthouden en vergeten. De kinderen op het schoolplein zullen, allemaal, alle soorten zorgen die ooit bestonden en ooit zullen bestaan aan den lijve ondervinden, geen kind, geen mensenkind komt er onderuit. Het leven zal cirkelen zoals het altijd heeft gecirkeld. De cirkel van het individu zal halverwege de weg naar de volheid breken óf heel blijven, soms tot het laatste ogenblik toe. Maar: wat was, keert weer in de nieuwe generaties. L’histoire se répète. Zoals de wolken blijven voortgaan, zich voortdurend wringen in hun onvoorspelbare vormen en altijd dezelfde sferen blijven maken aan de hemel en op de grond, zo is het mensdom veroordeeld van generatie op generatie, door alle eeuwen heen, om dezelfde zorgen te ondergaan én op te lossen.

Over het plein zoemt de schoolbel. De kinderen snellen naar de deur, gaan duwend en grappend de school binnen; een enkeling draalt, schopt een steentje vooruit, doet anders, iets anders, maar niet veel. ‘Kom je nog? roept iemand, blijkbaar met gezag. Ik zie het dwarsliggertje gedwee achter de voordeur verdwijnen. Er wordt weer geleerd, alles wat wij ouderen al weten wordt hun opnieuw doorgegeven.

Ik ga naar Boddevin. We zullen vanmiddag ergens theedrinken, vermoedelijk in Kranenburg. Of in Beek. Er is nog keus, het is het een of het ander. Ik weet nog niet waar we terechtkomen. Verrassingen blijven bestaan. Voor het kind maar ook voor ons. Gelukkig wel. Anders zou de zwaarte van het leven niet te tillen zijn en zou de zon voor noppes schijnen. En dat is wonderwel dusdanig geregeld, dat ik er stil van word en blij tegelijk. Ja, veel is dubbel in het leven. Maar het blijft de moeite waard.

14 november 2011

1 opmerking:

  1. Er is veel veranderd. Een leraar had gezag en kinderen leerden, stonden netjes in de rij.
    Nu duwen ze zich naar binnen, ten koste van een ander.
    En de leraar........
    die moet na -tig keer optreden voor het oog van alle kinderen met de politie mee, de kinderen zijn de baas en de leraren hebben het nakijken...
    Wat een rare wereld!!

    BeantwoordenVerwijderen