donderdag 1 september 2011

Bizar in veel te veel


Gisteren was een bizarre dag. Eerst werd de afspraak met en bij de notaris afgehandeld. Deze notabel praktiseert naast De Gouden Leeuw, waar ik derhalve rap heenging na afloop.

Binnen stond een dubbele kinderwagen met twee slapende babymeisjes erin. Aan de tafel zaten hun vader, moeder, oma en opa, dat was klaar. Het viertal zat zwijgend aan de taart, heel gemanierd. Ik bestelde thee en wachtte op S. die me volgens afspraak in Grave zou ontmoeten en meteen mijn balkontafeltje mee zou brengen dat ze thuis voor me in elkaar had gezet. Ze is gek op Grave - van mij afgekeken.

Toen ging de deur open en een twintigtal wielrenners op leeftijd kwam kakelbont gekleed op de koffie. Het hele span zette zich aan de stamtafel, waar het thuishoorde. Tussen de laatste drie coureurs schoof S. naar binnen, viel bijna over haar eigen voeten en zat plof naast me neer. Leuk. Gezellig. Jazeker wel. 'Ben je er allang?' vroeg S. Ik gaf geen antwoord vanwege het rumoer van de mannen. De tweeling was wakker geworden, sipte even maar huilde niet door. 'Een eeneiige tweeling!' zei S. vertederd. 'Huh? Hoe kom je daar nou bij?' vroeg ik verbaasd. 'Dat zie je toch!' zei S. stellig, 'het zijn toch twee meisjes! 'Wat heeft dat ermee te maken? Nee hoor. Het is geen eeneiige tweeling! Dát is wat ik zie! Ze lijken ook helemaal niet op elkaar!' hield ik vol. 'Het is wél!' zei S. 'Mevrouw, is het een eeneiige tweeling?' vroeg ik dommetjes, want ik moest S. zien te overtuigen. 'Nee hoor, het is een twee-eiige tweeling,' zei de moeder en keek verrukt naar haar kindjes. 'O,' zei S. en zweeg een moment. 'Vergissing, ik heb het altijd zo geleerd.' 'Dat was dan fout geleerd of fout begrepen,' zei ik nog. Ik was er moe van.

Het was iets te druk in de kroeg, we gingen liever buiten zitten, de zon scheen schraal maar hij scheen. S. nam haar kopje mee, struikelde weer terwijl het lepeltje van het bordje op de grond viel. Ze bukte met haar handen vol om het lepeltje op te rapen. 'Doorlopen, dat komt straks wel,' zei ik resoluut, ook het een en ander torsend. We zegen neer op het terras en wisten ons op de Markt in Grave, zittend in de zon bezijden de lindeboom. Na de bananensoezen die S. nergens zo lekker eet als in Grave - kopie van mijn slogan - wilde ze nog ergens met me lunchen. Ik stelde voor haar auto te laten staan en bij mij in te stappen en mee naar Cuijk te rijden, dan zou ik haar na de lunch terugbrengen naar haar auto en kon ze vandaar rustig naar huis gaan. Ze twijfelde. Ik zou het tafeltje voor op het balkon niet alleen kunnen dragen, dacht ze. Natuurlijk wel, ik had het zelf gekocht en eigenhandig meegenomen. Dat was dus kul. Enfin. Dan niet.



We reden middels de tomtom via Velp richting Ravenstein, toen we bij de smalle dijk langs de Maas omkeerden, vooral omdat ik met mijn onbarmhartig opspelende hoofd daar nú niet overheen wilde rijden. Het wekte verwarring, we reden kriskras, de tomtom wist het ook niet meer. Een tractor moest stoppen toen S. stopte omdat ik stopte. Daar gingen we weer, wie weet waarheen, totdat we in een Velpse straat uitkwamen met op de hoek een bakkertje. Ik stopte alweer, nu voor de zekerheid: om iets hartigs te kopen, ik voelde mijn maag en tegelijk voorvoelde ik dat de lunch van S. wel eens niet door zou kunnen gaan. Met geurige saucijzenbroodjes, verse bolussen en een gesneden veelzadenbrood op de achterbank reden we verder, S. achter mij aan. We zouden naar Nijmegen rijden en bij mij lunchen. Ook leuk en gemakkelijk.

Onderweg bedacht ik me. Ik wees wachtend bij het rode licht naar S. dat we over gingen steken en met het raampje open en de auto half geparkeerd langs de stoep en op de straat riep ik: 'Poort van Cleve!' Compris.

Maar half Grave ligt opengebroken. We reden ons klem. Ik stond rap veilig geparkeerd, maar S. zag een vrije parkeerplaats over het hoofd en reed door langs de bouwput, keerde ergens om, wáár kon ik niet zien, kwam terugrijden en zag tot mijn verdriet ook de tweede lege parkeerplaats niet. Weg was ze weer. Ik wachtte en wachtte. Geen S. Wel intussen drie vrije parkeerplaatsen. Toen ik zag en ervoer hoe die drie plaatsen vrolijk werden ingenomen door gemotoriseerde passanten die boodschappen wilden gaan doen, reed ik naar huis terug. S. zou het wel begrijpen. Thuis dekte ik de tafel, schonk sinaasappelsap in, plaatste witte druiven, kaas en krabsalade op de tafel naast het brood en de bolussen uit Velp en wachtte af. De saucijzenbroodjes lagen al warm in de oven toen S. sms'te dat ze eraan kwam. Ze was al bij Nijmegen, schreef ze.

Het duurde en duurde. Wat raar! Ze had allang hier kunnen zijn! Ach ja. Een pondje ongerustheid kon er nog wel bij. Het liep toch allemaal anders, vandaag. Pingpingping, zei de oven. De broodjes waren warm. Ik zette de oven af en de klep open zodat ze niet zouden verbranden. Een half uur later ging eindelijk de bel. Riiiing. Gewapend met het tafeltje en heel lekkere tomaten uit het Groene Hart kwam S., kwiek als altijd, binnengestapt. Onbegrijpelijk. Ik was uitgeput.

Maar toch. Ze kwam niet geruisloos. 'Ik moest helemaal omrijden! En toen weer terug! De hele weg is opengebroken daar!' S. was er ontzet van. Ik snapte haar niet. 'Ik heb geen obstakels gezien,' zei ik verbaasd. 'Ik ben in één keer naar huis gereden.' 'Huh? Dat kan niet! Ik reed me een slag in de rondte, kon geen kant meer op!' 'Waar dan?' 'Als je Grave uitkomt richting Wychen en Alverna!' 'O. Dat klopt. Dan heb je niet op de borden gekeken. Langs de weg staat aangegeven dat je voor richting Nijmegen en Wychen de N moet volgen.' 'Echt niet! Er stond niks aangegeven!' zei S, 'anders had ik het toch gezien!' 'Jij ziet wel meer niet,' zei ik droog. 'Kom maar aan tafel.' Dit gesputter werd me echt teveel. Maar het was heerlijk spul van die onverhoeds nieuwe warme bakker uit Velp. We genoten ervan. Welgemoed reed S. na de lunch naar Boddevin om hem op te halen. Alsof er geen obstakeltje op de weg bestond.

We keuvelden gedrieën. S. had wat problemen met haar oude moeder. We stonden haar bij met goede raad. Het bezoek van 's morgens aan de notaris kwam ter sprake. Ik zei dat ik mijn testament had herzien. En dáár had ik over moeten zwijgen. Ineens bestond er voor haar ook een testament dat ze wel eens kon veranderen. Uit de jaren '80, zei ze. Ja. Sommige mensen gaan als blauwdruk door het leven. S. kan er ook wat van. Bizar in veel te veel.
2.9.2011

Geen opmerkingen:

Een reactie posten